In 1972 zijn er bij restauratie werkzaamheden, in opdracht van Vereniging Hendrick de Keyser, tussen de Hoogstraat 33 en de Rosmolenstraat (de 7 huusies) een interessante vondsten gedaan.
Tijdens de graafwerkzaamheden werden een negen-tal biscuit-scherven van tegels gevonden, waar met (keramische) verf in verschillende tinten blauw een afbeelding is geschilderd.

Alle scherven zijn geel, ongeglazuurd en 8 a 9 mm dik.
De tegels moeten een afmeting gehad hebben van 13 bij 13 cm.

Op een scherf staat een voorstelling wat veel voorkomt in de 18e eeuw, namelijk een landschap met een molen.

Op de andere scherven zijn grote personen afgebeeld, zoals op de tegels uit de eerste helft van de 17e eeuw wordt aangetroffen.

Vrij zeker zijn dit “oefen-tegels”. Op één van de scherven komt namelijk dezelfde vrouwfiguur twee keer voor, waarvan één keer op de kop.
Een andere tegel heeft zowel op de voorkant als op de achterkant een afbeelding.

Ook werd er witte klei aangetroffen, en enkele brokken glasachtig materiaal (smalt?). Helaas is dit niet bewaard gebleven.

Op dezelfde plaats waar de scherven zijn gevonden, werden de overblijfselen van een glazuurmolen blootgelegd.
De molen bestaat uit de resten vaneen vijf-tal, in een cirkel gegroepeerde houten kuipen.
Het hout is vermoedelijk grenen, de dikte ervan is 25 mm. De duigen waren 13 tot 15 cm breed en werden bijeengehouden door sterk verroeste hoepen. Mogelijk waren deze eens 5 mm dik en 36 a 40 mm breed.
Vier van de vijf kuipen hadden een bodem van gladgeslepen veldkeitjes en op de bodem bevond zich een veldkei van plusminus 40 bij 30 bij 10 cm.
Deze grote (maal-)keien waren aan de bovenzijde voorzien van twee gaten, die de steen niet doorboorden.
De diameter van de kuipen varieerde van 83,5 tot 102,5 cm. De afstanden tussen de middelpunten der kuipen onderling bedroeg 93 tot 97 cm.
De kuipen waren op 80 tot 84 cm afstand gegroepeerd rond een zogenaamde taatspot. Deze ijzeren pot, waarin de door een paard aangedreven hoofdas draaide, was sterk verroest. Hij was gevat in hout, helaas was deze zover vergaan dat de afmeting en vorm niet terug te herleiden is.
Bij de kuipen werden restanten van een totaal vergane houtskonstruktie aangetroffen.

Vlakbij de kuipen werden de resten van witte pijpaarde gevonden. Uit de aanwezigheid van deze klei valt af te leiden dat men bekend was met kwaliteitsverbeterende werking van deze buitenlandse klei met menging met inlandse klei.
In de kuipen werd korrelachtig materiaal aangetroffen, Dit bleek grijs glazuurgruis te zijn, dat bij bakproefjes te Makkum een naar blauw gebroken witte kleur had.

Tenslotte werden nog restanten gevonden van een plavuizenvloer (afm. 24,8 bij 24,8 cm), een bakstenen vloertje in keperverband (afmeting stenen 13 bij 26 bij 6 cm) en een aantal beroete ongeglazuurde tegeltjes met een gele scherf (afm 8,7 bij 8,7 bij 0,7 cm).

Zonder twijfel valt uit het geheel een glazuurmolen te rekonstrueren, vergelijkbaar met die welke voorkomt op het tegeltableau van de tegel- en aardewerkfabriek te Bolsward (Rijksmuseum, Amsterdam).
Helaas is in het archief bij gemeente Hasselt niets aangetroffen,dat er een tegelbakkerij gevestigd is geweest.
Toch kan de conclusie gesteld worden dat aan de Rosmolenstraat in de 17e eeuw wel een dergelijke bakkerij werkzaam is geweest.
Ook de straatnaam “Rosmolenstraat” geeft een aanwijzing in deze richting: rosmolen = een door een paard of ander trekdier in beweging gehouden molen.
Deze rosmolen kan slaan op de teruggevonden glazuurmolen.

Om de molen niet langer aan de buitenlucht bloot te stellen is deze in het geheel afgedekt met schoon zand en betegeld. Wachtend op de volgende generatie.

Bron: Tegel 1972, uitgave van: F. Laméris, J. van Loo, J. Pluis en Dr. M. van den Akker